Details
TitelOrchestrion met rol, 'Phonoliszt Violina, model B'
Vertaalde titelRoll-Playing Orchestrion, ‘Phonoliszt Violina, Model B'
VervaardigerLudwig Hupfeld A.-G. (orchestrionbouwer)
PlaatsLeipzig (Duitsland)
Jaar 1925
Objectnummer0087
Objectcategoriemechanische gehamerde snaarinstrumenten , orchestrions
Objectnaamorchestrion met snaren, orchestrion met rol
BeschrijvingDrie violen worden bespeeld door een metalen ronddraaiende strijkboog, bespannen met paardenharen. Van elke viool wordt één snaar door deze strijkstok geraakt terwijl de viool naar voren komt. Mechanische toetsen op de snaar zorgen voor de aanslag van de muzieknoten. Het systeem wordt pneumatisch aangedreven. De draaisnelheid van de boog is variabel en heeft verschillende stappen; van langzaam tot snel. Hierdoor zal de viool zachter of harder spelen. Ook is een vibratomechaniek aanwezig en een sourdine effect (een dempingseffect dat van toepassing is op snaarinstrumenten). De piano heeft drie standen, piano, mezzo forte en forte, terwijl ook een crescendo van de ene naar de andere stand gemaakt kan worden. Ook bevat de rol commando's voor het stoppen of terugspoelen van de rol.
Begeleidende tekstenDe linker viool heeft D als basistoon en heeft een bereik van D tot C. De middelste viool heeft A als basistoon en heeft een bereik van A tot G en de rechter viool heeft E als basistoon met een bereik van E tot het volgend octaaf G. Een ingewikkeld systeem zorgt ervoor dat in de rol slechts 1 gat voldoet voor 2 noten, waarbij steeds voor de andere noot een omschakelaar moet worden gebruikt. De programmarol bevat 77 gaten.
Rond 1900 werd het orchestrion (het "mechanisch orkest") als muziekinstrument zeer populair. Dat betekende voor de producerende firma’s onderling natuurlijk flinke concurrentie. Het uitbrengen van bijzondere en opzienbarende modellen was daarom erg belangrijk. Het imiteren van de vioolklanken werd tot dan gedaan door orgelpijpen met een vergelijkbaar timbre in orchestrions te bouwen. Het daadwerkelijk mechanisch laten spelen van een échte viool, was echter een uitdaging met de nodige problemen. Maar in 1907 kocht Hupfeld de rechten voor het idee van de Violina van de broers Bajde uit Schischka. Zij waren erin geslaagd om van drie violen en een ronddraaiende vioolstok een apparaat te maken dat zowaar klonk als een echte violist. Nadat Hupfeld de rechten in handen had, werd het prototype gecombineerd met zijn zelfspelende piano: de Phonoliszt. Het nieuwe instrument werd dan ook de Phonoliszt-Violina genoemd. Daarmee werd in 1909 voor het eerst geadverteerd in het toonaangevende ‘Zeitschrift fur Instrumentenbau’. Vervolgens werd de Phonoliszt-Violina in 1910 geïntroduceerd op de Wereldtentoonstelling in Brussel, waar het een medaille ontving. Om er zelf eentje aan te schaffen, moest je welvarend zijn. Het instrument kostte namelijk 8000 Mark; een fortuin in deze tijd. Op 5 april 1912 sprak de bekende violist Efrem Zimbalist: "Certainly the Phonoliszt Violina is the eighth wonder and marvel of our time". Tussen 1908 en de late jaren '20 werden er zo'n 10.000 Hupfeld Violina's gebouwd. Ze waren te zien in restaurants en hotels, soms ook bij mensen thuis en er waren modellen die dienstdeden als muzikaal begeleider in bij stomme films in de bioscoop (zie cat. nr. 1146).
Rond 1900 werd het orchestrion (het "mechanisch orkest") als muziekinstrument zeer populair. Dat betekende voor de producerende firma’s onderling natuurlijk flinke concurrentie. Het uitbrengen van bijzondere en opzienbarende modellen was daarom erg belangrijk. Het imiteren van de vioolklanken werd tot dan gedaan door orgelpijpen met een vergelijkbaar timbre in orchestrions te bouwen. Het daadwerkelijk mechanisch laten spelen van een échte viool, was echter een uitdaging met de nodige problemen. Maar in 1907 kocht Hupfeld de rechten voor het idee van de Violina van de broers Bajde uit Schischka. Zij waren erin geslaagd om van drie violen en een ronddraaiende vioolstok een apparaat te maken dat zowaar klonk als een echte violist. Nadat Hupfeld de rechten in handen had, werd het prototype gecombineerd met zijn zelfspelende piano: de Phonoliszt. Het nieuwe instrument werd dan ook de Phonoliszt-Violina genoemd. Daarmee werd in 1909 voor het eerst geadverteerd in het toonaangevende ‘Zeitschrift fur Instrumentenbau’. Vervolgens werd de Phonoliszt-Violina in 1910 geïntroduceerd op de Wereldtentoonstelling in Brussel, waar het een medaille ontving. Om er zelf eentje aan te schaffen, moest je welvarend zijn. Het instrument kostte namelijk 8000 Mark; een fortuin in deze tijd. Op 5 april 1912 sprak de bekende violist Efrem Zimbalist: "Certainly the Phonoliszt Violina is the eighth wonder and marvel of our time". Tussen 1908 en de late jaren '20 werden er zo'n 10.000 Hupfeld Violina's gebouwd. Ze waren te zien in restaurants en hotels, soms ook bij mensen thuis en er waren modellen die dienstdeden als muzikaal begeleider in bij stomme films in de bioscoop (zie cat. nr. 1146).
Afmetingen
geheel hoogte: 260 cm
geheel breedte: 170 cm
geheel diepte: 95 cm
geheel breedte: 170 cm
geheel diepte: 95 cm
Digitale referenties